Beleidsdossiers een gezicht geven, de waarde van ervaringskennis: De aanpak van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis

Huiselijk geweld en kindermishandeling vormen, helaas, al lange tijd een maatschappelijk probleem. Ook de instelling in 2012 van de Taskforce Kindermishandeling heeft weinig concrete zoden aan de dijk gezet, zoals voorzitter Eberhard van der Laan enkele jaren later verzuchtte: ‘het is me niet gelukt’. Hij verwoordde daarmee een breed in de taskforce gevoelde frustratie, die vervolgens de basis zou vormen voor de start van een nieuw programma: Geweld Hoort Nergens Thuis (GHNT). De initiatiefnemers van GHNT, de toen nieuw aangetreden minister Hugo de Jonge en enkele gelijkgestemden, kozen voor een radicaal nieuwe aanpak.

Afbeelding
Afbeelding van een knuffelbeer

Kern van die aanpak was om niet de Haagse overheidswereld als vertrekpunt te nemen maar om, samen met alle deelnemende partijen, steeds de opgave en het beoogde maatschappelijk effect voor ogen te houden. Dus om de leefwereld een plek te geven in de systeemwereld, in de vorm van de inzet van burgers, ervaringsdeskundigen, praktijkverhalen en andere manieren. De opgave en de leefwereld vormden het fundament van het programma, het maakte dat mensen die eraan werkten steeds weer geraakt werden.

De maatschappelijke opgave draaide om mensen en hun ervaringen, waarbij niet alleen óver maar vooral ook mét mensen werd gesproken. Iedere stuurgroepvergadering, met bewindspersonen en een flink aantal betrokken partijen aan tafel, werd ingeleid door regionale professionals die hun verhalen kwamen vertellen over wat zich bij mensen thuis achter de voordeur afspeelde, en hun interventies daarbij. Ook buiten deze vergaderingen kregen deze professionals een platform om met elkaar te delen welke benadering wél of níet goed werkte. Webinars werden opgezet om die uitwisseling van praktijkkennis kracht bij te zetten.

Misschien wel het meest bijzonder was dat er een spiegelgroep ervaringsdeskundigheid werd ingericht, met mensen die zelf als slachtoffer of als pleger met huiselijk geweld of kindermishandeling te maken hadden gehad. De opzet was om mensen met ervaringskennis tijdig en vanuit een gelijkwaardige positie te betrekken, onder meer gericht op deskundigheidsbevordering op het gebied van de beleving van de betrokken ambtenaren, zoals inzicht in mechanismes van onveiligheid en geweld.

Ook stond de spiegelgroep mede aan de basis van GHNT-campagnes, zoals ‘Wij… doorbreken de cirkel van geweld’. Deze reizende buitententoonstelling gaf de problematiek een gezicht. De indringende getuigenissen schetsten, meer dan cijfers en statistieken, de opgave in haar meest pure vorm, zoals bijvoorbeeld:

Ik ben als kind mishandeld. Het is lang geleden maar het beïnvloedt mijn leven nog elke dag. Als je als kind het gevoel hebt dat je er niet mag zijn, gaat dat gevoel moeilijk weg en is het moeilijk later échte relaties aan te gaan en je eigen plek in de wereld te veroveren”.

Zulke woorden raken het publiek én ambtenaren op een andere manier dan wanneer we ons beperken tot abstracties. Er gaat immers mogelijk iets belangrijks verloren als het gesprek zich enkel nog richt op trends, actielijnen en bewegingen op groepsniveau, juist omdat de motivatie van veel ambtenaren zo nauw samenhangt met het persoonlijke - met geraakt worden.

Een van de leden van de spiegelgroep formuleerde een vraag die in onze ogen belangrijk is voor iedereen die werkzaam is in de beleidswereld: “Hoe kan het dat de kennis van ‘politici’, ‘wetenschappers’ en ‘professionals’ vanzelfsprekend van waarde wordt geacht en nooit bevraagd hoeft te worden, en we tegelijkertijd de waarde van ervaringskennis continu ter discussie stellen?”.

De inzet van de spiegelgroep ervaringsdeskundigheid is meer dan de burger een plek geven in het systeem. Ervaringsdeskundigheid is collectieve kennis die niet alleen kan helpen de kloof tussen burger en overheid te verkleinen, maar die ook essentieel is om goed beleid te voeren en hulp op maat te kunnen leveren. Als ambtenaren kunnen we onszelf de vraag stellen of we de bereidheid hebben om ervaringskennis te gebruiken bij het ontwikkelen van nieuw beleid. Is er ruimte voor emoties in de systeemwereld of gaat het erom dat we emotie op armlengte afstand houden, zodat het ambtenaren niet (persoonlijk) raakt? Daarbij geldt in de woorden van een van de andere leden van de spiegelgroep: “Om de ander te kunnen zien moet je ook naar jezelf kunnen kijken”.

De overheid, iedere individuele (beleids-)ambtenaar, heeft hier een keuze in, om al dan niet vaker ervaringskennis in te zetten, om beleidsdossiers een gezicht te geven.

Heb je ook een best practice uit de beleidspraktijk die je zou willen delen met collega’s? Laat het gerust weten, via beleidskompas@kcbr.nl.

Laatst gewijzigd op: 19-5-2023