3.2.3 Algemene rechtsbeginselen

Algemene rechtsbeginselen kunnen eisen stellen aan het te formuleren beleid of regelgeving. Beleid of regelgeving dat onvoldoende aansluit op algemene rechtsbeginselen is niet effectief, omdat het onhoudbaar kan blijken bij de rechter. Om dit te voorkomen onderzoek je of het voorstel past binnen de beginselen van:

  • Algemene beginselen van behoorlijk bestuur 
    Als belangrijkste algemene beginselen van behoorlijk bestuur kunnen worden genoemd: het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het fair play beginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel. De bestuursrechter kan een genomen besluit door een bestuursorgaan of een lagere regeling toetsen aan deze beginselen.
  • Beginsel van contractsvrijheid
    Het beginsel van contractsvrijheid is een grondbeginsel van het contractenrecht. Het houdt in dat het partijen vrij staat een overeenkomst te sluiten met wie zij wensen, met de inhoud die zij wensen, en op het moment dat zij wensen.
  • Evenredigheid
    Het beginsel betekent dat de voor belanghebbende nadelige gevolgen van een voorgenomen regeling niet onevenredig (disproportioneel) mogen zijn in verhouding tot de met die regeling te dienen doelen. Bijvoorbeeld artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
  • Gelijkheidsbeginsel
    Het gelijkheidsbeginsel verlangt dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Het is tevens gecodificeerd in onder andere artikel 1 van de Grondwet en de gelijke behandelingswetgeving.
  • Kenbaarheid van regelgeving
    Burgers en bedrijven moeten in de gelegenheid zijn gesteld kennis te nemen van regelgeving. Deze kenbaarheid van regelgeving hangt nauw samen met de klassieke eis van rechtszekerheid.
  • Legaliteitsbeginsel
    Al het overheidsoptreden dat ingrijpt op de rechten en plichten (persoonlijke levenssfeer) van burgers moet berusten op een wettelijke grondslag. Het legaliteitsbeginsel is onder meer gecodificeerd in artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht en in de beperkingsclausules van de grondwettelijke grondrechten
    .
  • Primaat van de wetgever
    De voornaamste duurzame normen en de reikwijdte-bepalende elementen dienen te worden neergelegd in een wet in formele zin (zie ook Ar 2.19).
  • Rechtszekerheidsbeginsel
    De positie van burgers ten opzichte van de overheid dient voldoende zeker te zijn. Daarom moeten de regels en besluiten van de overheid voldoende duidelijk zijn en moeten ook alleen bestaande regels worden toegepast.
  • Redelijkheid en billijkheid
    Redelijkheid en billijkheid is een term die op verschillende manieren voor komt in het recht. Namelijk als een manier waarop men zich naar elkaar toe te gedragen heeft (bv. schuldenaar en schuldeiser), maar ook als een soort hardheidsclausule die onder omstandigheden ingeroepen kan worden als de nakoming van een overeenkomst zulke nadelige effecten heeft dat deze in redelijkheid niet mag worden verlangd.
  • Specialiteitsbeginsel
    Het specialiteitsbeginsel betekent dat het bestuur gehouden is om binnen de grenzen van de hem door de wetgever toegekende bevoegdheid te blijven.
  • Subsidiariteit
    Het beginsel van subsidiariteit houdt in dat een overheidsmaatregel pas kan worden ingezet als er geen minder bezwarend alternatief voor handen is, alsook dat waar mogelijk verantwoordelijkheden bij decentrale overheden en maatschappelijke organisaties moeten worden gelaten of gelegd.
  • Vertrouwensbeginsel
    Het vertrouwensbeginsel beoogt gerechtvaardigde verwachtingen over toekomstige rechtsposities te beschermen. Dergelijke verwachtingen kunnen ontleend worden aan geldende algemeen verbindende voorschriften, dan wel aan andere gedragingen van bestuursorganen, zoals toezeggingen of overeenkomsten.
Relevante toetsingsinstanties
Relevante toetsingsinstanties Toelichting
JenV rijksbrede wetgevingstoetsing Inclusief uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (U&H)

Laatst gewijzigd op: 28-3-2023