4. Verhouding tot hoger recht

In de paragraaf Verhouding tot hoger recht geef je aan hoe het voorstel past binnen de kaders van het hogere recht (Ar 4.43, onder g).      

Aanduiding van de betreffende kaders:

  • Verhouding tot de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk; zie ook Beleidskompas 3.2.1 Aansluiting op Grondwet en hoger recht.
  • Verhouding tot door Nederland geratificeerde bilaterale en multilaterale verdragen (bijv. het EVRM, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ILO-verdragen en andere verdragen).
  • Verhouding van het voorstel tot Europees recht (bijv. vrij verkeer van personen, goederen en diensten, staatssteunaspecten en aspecten van mededinging, notificatie, gegevensbescherming (vooral de Algemene verordening gegevensbescherming) en eigendomsrecht).
  • Verhouding tot geschreven en ongeschreven algemene rechtsbeginselen (bijv. de beginselen van behoorlijk bestuur, contractvrijheid en subsidiariteit en het evenredigheids-, rechtszekerheids- en legaliteitsbeginsel; zie ook Beleidskompas 3.2 Rechtmatigheid. Deze beginselen kunnen zowel een nationale als internationale oorsprong hebben.

Aandachtspunten

  • Indien het voorstel hoger recht raakt, is het van belang heel duidelijk te zijn over de precieze normen waarvoor dit geldt en over de noodzaak om deze normen te stellen. Bij beperking van rechten door de overheid moeten in ieder geval noodzaak en proportionaliteit worden aangetoond. Bespreek waar mogelijk jurisprudentie die een nadere invulling geeft aan de begrippen noodzaak en proportionaliteit of nadere eisen stelt aan de motivering van een voorstel. De eisen aan de motivering zijn zwaarder naarmate de beperking zwaarder is.
  • Handig hulpmiddel bij het opstellen van de paragraaf Verhouding tot hoger recht is de Handreiking constitutionele toetsing. Hierin is op een rij gezet waarop je vanuit het oogpunt van de Grondwet en de (nationale en internationale) grondrechten moet letten bij het opstellen van ontwerpregelgeving. De handreiking geeft ook een ingang naar andere hulpmiddelen.
  • Verantwoord bij het opnemen van bepalingen over de verwerking van persoonsgegevens deze verwerking in het licht van de Grondwet, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) in een aparte (deel)paragraaf (zie Ar 4.43, onder d, en Ar 5.33). Let hierbij ook op algemene beginselen van het gegevensbeschermingsrecht: rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie (artikel 5 van de AVG).
  • Indien er een nieuwe grondslag voor gegevensverwerking wordt gecreëerd, motiveer dan de noodzaak (proportionaliteit en subsidiariteit) en evenredigheid van de beoogde verwerking van persoonsgegevens (Ar 5.33). Hierbij kunnen de uitkomsten van de verplichte kwaliteitseis Data Protection Impact Assessment (DPIA) worden meegenomen in (de formulering van) deze motivering. Zie hierover ook de informatie op www.autoriteitpersoonsgegevens.nl. Je kunt de gevolgen voor gegevensbescherming (ook) aan de orde laten komen in de paragraaf Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen).
  • Zoek voor de vraag of het voorstel past binnen de kaders van hoger recht contact met de juridisch specialist voor de relevante jurisprudentie en de correcte motivering.

Voorbeelden

Verwerking van persoonsgegevens

Relevante Beleidskompasvragen

Laatst gewijzigd op: 3-7-2024