Nadat een wetsvoorstel in handen van een commissie is gesteld, wordt door deze commissie (in een procedurevergadering) een inbrengdatum vastgesteld ten behoeve van het inzenden van de inbreng voor het verslag. De griffier van de commissie stelt na de inbrengdatum het conceptverslag samen uit de door de verschillende fracties bij hem ingeleverde schriftelijke inbreng. Bij het opstellen van dit conceptverslag wordt zoveel mogelijk de indeling en de volgorde van de memorie van toelichting gevolgd (Ar 7.18). Zodra de commissie akkoord is met het conceptverslag, wordt het verslag door de commissie vastgesteld.
Indien er reden is de opstelling van de nota naar aanleiding van het verslag te bespoedigen, dan kan de behandelend ambtenaar de griffier vragen de inbreng direct na de inbrengdatum aan het ministerie te zenden. Ook kan de griffier worden verzocht de eerste versie van het door hem samengestelde conceptverslag aan het ministerie ter beschikking te stellen. Dit zijn dus teksten die nog niet door de desbetreffende commissie zijn vastgesteld. Na de vaststelling van de definitieve tekst van het verslag – dat ingevolge artikel 7.24, derde lid, van het Reglement van Orde voor de Tweede Kamer openbaar wordt gemaakt – dient dus te worden nagegaan of er vragen zijn toegevoegd, weggelaten of gewijzigd. Indien zulks wenselijk wordt geoordeeld, kan zowel op verzoek van het ministerie als van de Tweede Kamer overleg worden gevoerd met de griffier over de indeling van het verslag.
Laatst gewijzigd op: 16-2-2022