Nr. 35 (Algemeen)

De Afdeling advisering van de Raad van State is adviseur van regering en parlement over wetgeving en bestuur. In artikel 73, eerste lid, van de Grondwet is vastgelegd waarover de Afdeling wordt gehoord. In de Wet op de Raad van State is nader uitgewerkt waarover de Afdeling adviseert. Onderscheid kan worden gemaakt tussen vier adviesvormen:

  1. Verplicht gevraagde adviezen
  2. Onverplicht gevraagde adviezen
  3. Ongevraagde of spontane adviezen
  4. Verzoeken om voorlichting

Verplicht gevraagde adviezen

De regering hoort de Afdeling:

  1. over de wetsvoorstellen door de regering aan de Staten-Generaal te doen (artikel 17, eerste lid, onder a, van de Wet op de Raad van State)
  2. over de ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur (artikel 17, eerste lid, onder b, van de Wet op de Raad van State);
  3. over de voorstellen tot goedkeuring van een verdrag of van het voornemen tot opzegging van een verdrag (artikel 17, eerste lid, onder c, van de Wet op de Raad van State);
  4. in de gevallen waarin een wet advisering door de Raad voorschrijft (artikel 17, tweede lid, van de Wet op de Raad van State), zoals over onteigeningsbesluiten op grond van de artikelen 72a en 79 van de Onteigeningswet en over naturalisatiebesluiten op grond van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
  5. over zogenoemde horizontale bestuursgeschillen, dat wil zeggen geschillen tussen bestuursorganen op grond van artikel 136 van de Grondwet (artikel 20, eerste lid, van de Wet op de Raad van State). De Afdeling stelt het ontwerp op van het koninklijk besluit.

Voorts legt de regering ontwerpen van koninklijke besluiten tot vernietiging aan de Afdeling voor (artikel 17, derde lid, van de Raad van State). Echter, vernietigingsbesluiten op grond van artikel 268 van de Gemeentewet en artikel 261 van de Provinciewet zijn hiervan uitgezonderd. Die zaken lopen via de Afdeling bestuursrechtspraak.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal hoort de Afdeling over de bij haar door een of meer leden aanhangig gemaakte voorstellen van wet (initiatiefwetsvoorstellen), voordat zij deze in behandeling neemt (artikel 18, eerste lid, van de Wet op de Raad van State).

Onverplicht gevraagde adviezen

De regering hoort de Afdeling over alle zaken waaromtrent zij het nodig oordeelt (artikel 17, tweede lid, van de Wet op de Raad van State). Dit zijn de zogenoemde onverplicht gevraagde adviezen. Deze adviesaanvragen hebben vaak betrekking op aangelegenheden van algemeen wetgevende aard, zoals over de ontwerpwijzigingen van de Aanwijzingen voor de regelgeving of over het kabinetsstandpunt bij de rapporten van de Visitatiecommissie wetgeving. Andere voorbeelden zijn de jaarlijkse adviesaanvraag over de Miljoenennota en de adviesaanvragen over amendementen.
De Tweede Kamer kan de Raad ook horen over initiatiefvoorstellen nadat ze in behandeling zijn genomen (artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State). Daaraan kan behoefte bestaan bij (ingrijpende) nota's van wijzigingen of bij amendementen op het voorstel.

Ongevraagde/spontane adviezen

De Afdeling adviseert de regering voorts indien zij dit nodig acht (artikel 21 van de Wet op de Raad van State). Dit zijn de zogenoemde ongevraagde of spontane adviezen.

Voorlichting

De Afdeling dient op verzoek van de minister(s) dan wel een van beide kamers der Staten-Generaal van voorlichting in aangelegenheden van wetgeving en bestuur (artikel 21a, eerste lid, van de Wet op de Raad van State). Met de Afdeling is de afspraak gemaakt dat over de formulering van voorlichtingsvragen eerst ambtelijk afstemming plaatsvindt. Daartoe wordt contact opgenomen met de directeur Advisering en worden de conceptvragen voorgelegd.

Artikel 19 van de Wet op de Raad van State geeft aan in welke gevallen het horen van de Afdeling achterwege kan blijven. Dit zijn slechts twee specifieke uitzonderingen: suppletoire begrotingsvoorstellen en wetsvoorstellen tot goedkeuring van een verdrag of van het voornemen tot opzegging van een verdrag, als het verdrag (of dit voornemen) eerder ter stilzwijgende goedkeuring aan de Staten-Generaal was voorgelegd.

De positie van de Afdeling als het belangrijkste en laatste adviescollege van de regering voor de wetgeving brengt mee dat de Afdeling pas wordt gehoord nadat de overige door de regering ingewonnen adviezen zijn uitgebracht en het wetsvoorstel door de ministerraad is behandeld (zie Ar 7.9). Het wordt niet juist geacht om aan de Afdeling een wetsvoorstel voor te leggen waarover de besluitvorming in de ministerraad nog niet is voltooid. Wél is het mogelijk dat de ministerraad op voorhand besluit om het wetsvoorstel, na ontvangst van het advies van de Afdeling, opnieuw in de ministerraad te behandelen.

Indien over een wetsvoorstel advies moet worden gevraagd aan de Europese Commissie kan het voorstel wel al aan de Afdeling worden voorgelegd alvorens het advies van de Commissie is ontvangen. Aan de Afdeling wordt dan mededeling gedaan van de eventuele adviestermijn waaraan de Commissie is gebonden. Hiermee wordt dan tevens een uitzondering gemaakt op het geheime karakter van voorstellen in de periode vanaf de ministerraadbehandeling tot de indiening
bij de Tweede Kamer. In het algemeen zal de Afdeling de adviestermijn van de Commissie afwachten alvorens te adviseren. Als de adviestermijn ongebruikt verstrijkt, moet de betrokken minister de Afdeling hiervan in kennis stellen. De Afdeling rondt vervolgens de advisering op zo kort mogelijke termijn af. Indien de Afdeling advies uitbrengt voordat het advies van de Commissie is ontvangen, geldt de regel van Ar 7.15 die impliceert dat het voorstel nogmaals aan de Afdeling moet worden voorgelegd indien het oordeel van de Commissie aanleiding geeft tot ingrijpende wijzigingen. De hier gehanteerde lijn geldt tevens bij notificatie van technische voorschriften bij de Commissie of een andere internationale organisatie (zie nr. 34a).

Laatst gewijzigd op: 14-5-2020