Nr. 22 (Openbaarheid van de uitgebrachte adviezen)

Ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur worden adviezen die met het oog op het te vormen beleid door niet-ambtelijke adviescolleges aan de centrale overheid zijn uitgebracht, binnen vier weken nadat zij zijn uitgebracht openbaar gemaakt, tenzij één van de uitzonderingen van artikel 10 van die wet van toepassing is. Verschillende ministers hebben op basis van het model in de Aanwijzingen inzake openbaarheid van bestuur voor hun eigen ministerie aanwijzingen vastgesteld. In deze aanwijzingen zijn de openbaarmakingsverplichting en de daarvoor geldende procedures nader uitgewerkt. Vanzelfsprekend moet, indien het advies openbaar wordt gemaakt, en het ter advisering voorgelegde ontwerp nog niet openbaar is, ook dat ontwerp openbaar worden gemaakt. Voor de overige adviezen geldt geen verplichting tot actieve openbaarmaking, met dien verstande dat adviezen waarnaar in de memorie van toelichting wordt verwezen, aan de Afdeling advisering van de Raad van State moeten worden overgelegd. Ingevolge artikel 80, tweede lid, van de Grondwet, moeten adviezen van adviescolleges over wetsvoorstellen aan de Staten-Generaal worden overgelegd, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen. Met de formule ‘behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen' is ook gedoeld op de uitzonderingen van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. Aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer is toegezegd dat op de Wetgevingskalender ‘alle openbaar te maken documenten’ te vinden zullen zijn (Kamerstukken II 2016/17, 33009, nr. 39 en Kamerstukken I, 2017/18, CXXIV, H). Interdepartementaal is afgesproken dat hieronder wordt verstaan alle in de toelichting genoemde/met de Tweede Kamer gedeelde stukken. In nr. 49 wordt nader ingegaan op toezending van deze adviezen aan de Staten-Generaal.

Laatst gewijzigd op: 10-3-2021