Na verkregen machtiging deelt de bewindspersoon aan de Voorzitter van de Tweede Kamer de intrekking schriftelijk mee. In het geval het wetsvoorstel reeds bij de Eerste Kamer aanhangig is, geschiedt de mededeling aan de Voorzitters van de Tweede Kamer en van de Eerste Kamer. De desbetreffende brief dient aan te geven waarom het wetsvoorstel wordt ingetrokken. Vaak zal daarbij kunnen worden verwezen naar andere Kamerstukken, of naar een mondelinge uiteenzetting tijdens een Kamerdebat. Hoe hier te handelen hangt overigens af van de achtergrond van de wens tot intrekking.
De datum van intrekking is de datum van ondertekening van de brief aan de Kamervoorzitter(s). De slotzin van de brief kan dan ook luiden:
«Daartoe gemachtigd door de Koning trek ik het voorstel van wet hierbij in.»
Na intrekking blijven de stukken bij de Kamer bij welke zij zich bevinden. Het verdient aanbeveling steeds te bezien of verzending van de brief inzake de intrekking aan de Kamer(s), gepaard moet gaan met de uitgifte van een persbericht.
Zie bij het verzenden van stukken aan het parlement ook nr. 47a over actieve openbaarmaking van nota’s.
Laatst gewijzigd op: 10-4-2024