De stilzwijgende goedkeuring is verleend indien niet binnen dertig dagen na de overlegging van het verdrag aan beide Kamers der Staten-Generaal vanuit één der Kamers of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba, van Curaçao of die van Sint Maarten de wens te kennen wordt gegeven dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring zal worden onderworpen (artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen). De termijn begint te lopen op de dag na die van de ontvangst van het overgelegde verdrag (artikel 10.1, tweede lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer). Op het Kamerstuk waarin de overleggingsbrief en de toelichtende nota worden afgedrukt, wordt vermeld op welke dag de termijn eindigt. Met de Griffie plenair van de Tweede Kamer en de griffie van de Eerste Kamer is afgesproken dat er van regeringswege voor zal worden gezorgd dat steeds tweederde van de termijn buiten de recesperiodes valt (zie ook Ar 8.20). Dit betekent dat overleggingen ter stilzwijgende goedkeuring plaats kunnen vinden tot uiterlijk twintig dagen vóór een recesperiode en de overleggingen weer hervat kunnen worden tien dagen voor het einde van een recesperiode.
Laatst gewijzigd op: 16-2-2022