Waar de ‘voorrangsregel’ ziet op het begin van het traject van behandeling van een voorstel, is er in feite ook een ‘voorrangsregel’ van toepassing bij de inwerkingtreding. Zie aanwijzing 4.17 vijfde lid , sub d. Uitzondering op de vaste verandermomenten of de minimuminvoeringstermijn is mogelijk voor zover:
d. het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen, verdragen of andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties betreft.
Voor tijdige implementatie is het van belang om te weten dat deze aanwijzing ruimte biedt regelgeving zonder invoeringstermijn in werking te laten treden. Bij de planning en voorbereiding van een voorstel tot implementatie dient rekening te worden gehouden met een eventueel noodzakelijke invoeringstermijn. Het kan afhankelijk van de aard van het dossier en de gestelde implementatietermijn met het oog op de uiterste implementatiedatum nodig zijn met de voorbereiding van feitelijke invoering al aan te vangen voordat de regelgeving ter implementatie tot stand is gekomen of in werking treedt. Wel dient bij de voorbereiding van de feitelijke invoering van wetgeving er op te worden gelet dat geen onomkeerbare stappen worden genomen die het primaat van de wetgever doorkruisen. Zie nr. 6 van het Draaiboek voor de regelgeving. Voorafgaand aan de parlementaire goedkeuring van een wetsvoorstel is het de verantwoordelijkheid van het kabinet om te zorgen dat er geen onomkeerbare stappen bij de voorbereiding van de invoering van regelgeving genomen worden. Indien het kabinet ondanks de vereiste terughoudendheid een noodzaak ziet uitvoering voor te bereiden, voorziet de betrokken minister de Kamers voordat de uitvoeringshandelingen gestart worden van een motivering van de noodzaak, van de aard van de uitvoeringshandelingen en de door het kabinet beoogde inwerkingtreding van het voorstel. Een noodzaak tot voorbereidingshandelingen in de uitvoering zou gelegen kunnen zijn in de uiterste datum waarop implementatie gerealiseerd dient te zijn.
In dit kader is tevens de Wet raadgevend referendum relevant. Op 1 juli 2015 is de Wet raadgevend referendum (Wrr) inwerking getreden. Deze wet is van toepassing op alle wetten die met ingang van dit tijdstip zijn bekrachtigd door de Koning en regelt het raadgevend correctief referendum. Voor referendabele wetten geldt dat er indien aan de wettelijke voorwaarden is voldaan er een referendum moet worden gehouden over de wet. Indien met dit referendum de wet wordt afgewezen moet de wetgever de wet heroverwegen. Daarbij wordt ofwel de wet ingetrokken of de inwerkingtreding wordt (opnieuw) geregeld, waartoe zo spoedig mogelijk een nieuw wetsvoorstel bij de Kamer wordt ingediend. Om een referendum mogelijk te maken dient de minister van BZK binnen een week na bekrachtiging mededeling te doen van de referendabiliteit in de Staatscourant, waarna (een onderdeel van) de wet niet eerder dan 8 weken na plaatsing van deze mededeling inwerking kan treden. De Wrr is niet op alle wetten van toepassing, in artikel 5 zijn een aantal uitzonderingen opgenomen. Onder e is namelijk opgenomen:
wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
Wetten die uitsluitend strekken tot implementatie van EU-regelgeving vallen onder deze uitzondering.
Laatst gewijzigd op: 8-2-2018