Op 1 december 2009 is het Verdrag van Lissabon inwerking getreden. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kwam er een einde aan de pijlerstructuur en is de Europese Gemeenschap als aparte juridische en politieke entiteit komen te vervallen. De Europese Unie is hiervoor in de plaats getreden op grond van artikel 1 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU of EU-Verdrag) en artikel 1, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU of Werkingsverdrag). Het behouden van de rechtsgevolgen van reeds tot stand gekomen instrumenten van secundair recht is gegarandeerd door deze bepalingen, die zowel werking intern heeft als extern, volkenrechtelijk. De rechtsgevolgen van reeds genomen besluiten in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) zijn eveneens behouden via artikel 9 van het Protocol betreffende de overgangsbepalingen. De oude pijlerstructuur is grotendeels opgeheven, alleen voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is blijvend een apart - intergouvernementeel - regime opgenomen in artikel 25 VWEU met een speciale set rechtsinstrumenten.
Het Verdrag van Lissabon wijzigde het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De belangrijkste verdragen betreffen nu:
- Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en;
- Het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), ook wel Werkingsverdrag.
Op de site van het Expertise Centrum Europees Recht is een overzicht terug te vinden van de belangrijkste wijzigingen met het Verdrag van Lissabon.
Laatst gewijzigd op: 8-2-2018