De Gevolmachtigde Ministers van het land waarin de regeling zal gelden, worden in de gelegenheid gesteld in de beide Kamers der Staten-Generaal de behandeling van het voorstel van rijkswet bij te wonen en daarbij de voorlichting aan de Kamers te verstrekken die zij nodig achten. Bovendien kunnen de Staten van het land waarin de regeling zal gelden, besluiten voor de behandeling van een bepaald voorstel in de Staten-Generaal een of meer bijzondere gedelegeerden af te vaardigen die eveneens gerechtigd zijn de mondelinge behandeling bij te wonen en daarbij voorlichting te geven. De Gevolmachtigde Ministers en de bijzondere gedelegeerden zijn bevoegd bij de behandeling in de Tweede Kamer wijzigingen in het voorstel van rijkswet voor te stellen.
De Gevolmachtigde Minister van een land waarin de regeling zal gelden wordt vóór de eindstemming over een voorstel van rijkswet in de Kamers der Staten-Generaal in de gelegenheid gesteld zich omtrent dit voorstel uit te spreken. Indien de Gevolmachtigde Minister zich tegen het voorstel verklaart, kan hij tevens de betrokken Kamer verzoeken de stemming tot de volgende vergadering aan te houden. Indien de Tweede Kamer, nadat de Gevolmachtigde Minister zich tegen het voorstel heeft verklaard, dit aanneemt met minder dan drievijfde van het aantal uitgebrachte stemmen, wordt de behandeling geschorst en vindt nader overleg omtrent het voorstel plaats in de rijksministerraad (artikel 18, eerste lid, van het Statuut). De conflictenregeling van artikel 12 van het Statuut (lokaal veto en intern appel) kan tijdens dit overleg worden toegepast. Voor voorstellen van consensusrijkswetten is deze procedure niet van toepassing en geldt dat de landsregering of de Staten de totstandkoming van een rijkswet in dit stadium kunnen tegenhouden.
Wanneer in de vergadering van de Kamers bijzondere gedelegeerden aanwezig zijn, komen de in de vorige alinea genoemde bevoegdheden van de Gevolmachtigde Minister toe aan een door de Staten van het desbetreffende land, respectievelijk de landen daartoe aangewezen gedelegeerde(n) (zie de artikelen 17 tot en met 19 van het Statuut en vergelijk artikel 9.20 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, respectievelijk de artikelen 123, 124 en 125 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer. Ingeval het gaat om een voorstel van een consensusrijkswet dient ook tijdens de behandeling van het voorstel in de beide Kamers overeenstemming tussen de regeringen van de betrokken landen te blijven bestaan over de inhoud van het voorstel. Onder omstandigheden kan dit vereiste noodzaken tot een verzoek van regeringszijde om schorsing van de beraadslaging voor nader beraad in de rijksministerraad. Als vuistregel geldt dat telkens wanneer van de regering enig standpunt wordt gevraagd (bijvoorbeeld naar aanleiding van een ingediend amendement) omtrent een onderwerp of aspect dat een of meer Caribische landen van het Koninkrijk in bijzondere mate raakt, overleg met de Gevolmachtigde Ministers dient plaats te vinden. Zo nodig kan schorsing van de beraadslaging worden verzocht.
In de praktijk nemen overigens niet vaak bijzondere gedelegeerden van de Caribische landen van het Koninkrijk deel aan de plenaire behandeling. Ook de Gevolmachtigde Ministers, die gerechtigd zijn achter de regeringstafel plaats te nemen, maken slechts beperkt gebruik van hun bevoegdheid het mondelinge debat bij te wonen. In de ambtenarenloge kunnen de ambtenaren van de Gevolmachtigde Minister(s) aanwezig zijn.
Laatst gewijzigd op: 19-4-2024