Wetgevingstechnische vragen rondom de wisseling van kabinet of bewindspersonen

In dit thema worden enkele vragen behandeld die vaak aan de orde komen op het moment van kabinetswisselingen. In het onderstaande wordt de praktijk beschreven (m.n. voor wat betreft de gang van zaken rond benoemingen en portefeuilleverdeling) zoals die bij de laatste formatie is gevolgd.

1. Hoe vindt de benoeming van bewindspersonen plaats?
  • De benoeming van de minister-president vindt plaats bij afzonderlijk besluit op voordracht van hem/haarzelf.
  • Ministers worden in een afzonderlijk koninklijk besluit op voordracht van de minister-president personen ‘benoemd tot minister en belast met de leiding van het Ministerie van XXX’. Aan zittende bewindspersonen die terugkeren in het nieuwe kabinet wordt geen ontslag verleend (in reactie op hun in beraad gehouden ontslagaanvraag op de dag van de verkiezingen). Als ze van functie wisselen worden zij ‘ontheven van hun oude taak en belast met’ de nieuwe taak.
  • Eén of meer van die ministers worden in dat besluit tevens benoemd tot vice-minister-president.
  • Ministers zonder portefeuille worden in het benoemingsbesluit ‘benoemd tot minister en belast met de aangelegenheden betreffende XXX’. Daarbij wordt trouwens niet aangegeven bij welk ministerie zij worden ondergebracht.
  • Staatssecretarissen worden elk bij afzonderlijk besluit benoemd omdat die besluiten op voordracht van de minister-president en de betrokken minister worden genomen. Zij worden daarbij benoemd tot ‘Staatsecretaris van’ het betrokken ministerie. Met andere woorden: in de officiële titel volgens het benoemingsbesluit wordt geen nadere aanduiding van de taken van die staatssecretaris gegeven. Financiën heeft bijvoorbeeld twee staatssecretarissen van Financiën. In de praktijk wordt in officiële stukken wel een aanduiding van het takenpakket weergegeven  (Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en Staatssecretaris Toeslagen en Douane). 
2. Hoe vindt de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de bewindspersonen plaats?

Een ‘minister van’ wordt belast met de leiding van een ministerie. Alle taken die aan dat ministerie zijn toegedacht, vallen in diens portefeuille voor zover deze taken niet aan een ‘minister voor’ worden toegedeeld. 

Een staatssecretaris wordt belast met taken die onder gezag van de ‘minister van’ worden uitgeoefend en dus per definitie ook tot het takenpakket van die minister behoren.

In de praktijk wordt een naar volledigheid strevende opsomming van de aan elk van die bewindspersonen toegedeelde taken. 

3. Wie is eigenlijk de (politieke) opvolger van een bewindspersoon voor diens dossiers?

Bepalend is aan wie het onderwerp is toegedeeld blijkende de portefeuilleverdeling die geldt op het moment dat de handeling moet plaatsvinden.

De benoemingsbesluiten geven enige aanduiding over de taakverdelingen tussen ministers: een ‘minister van’ is belast met alle aangelegenheden die aan het betreffende ministerie zijn toegedeeld, met uitzondering van de aangelegenheden die aan een ‘minister voor’ zijn toegewezen. 

De exacte taakverdeling tussen ministers van, ministers voor en staatssecretarissen wordt neergelegd in een bijlage bij het eindverslag van de formateur aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Uit het eindverslag en de bijlage kan blijken van taakoverhevelingen tussen ministeries. 

4. Wat gebeurt er in een regeling als een bepaalde bewindspersoon wordt aangeduid als bevoegd tot het nemen van besluiten of tot het vaststellen van uitvoeringsregelingen, maar de toedeling van de bevoegdheid is gewijzigd? 

Bepalend is de bevoegdheid krachtens de portefeuilleverdeling op het moment dat de handeling moet plaatsvinden. Als een onderwerp bij een kabinetsformatie naar een andere bewindspersoon is overgeheveld, is die bwp bevoegd, ook al spoort dat niet met de aanwijzing van de bevoegde bewindspersoon in de wet en dergelijke. 

5. Als een onderwerp in de portefeuille van een andere bewindspersoon is beland dan waarvan is uitgegaan in een regeling, moet die regeling dan worden aangepast? 

Omwille van de duidelijkheid kan het wenselijk zijn om dergelijke wijzigingen mee te nemen in een reparatiewet of een wijzigingsregeling die om andere redenen wijzigingen beoogt aan te brengen in de betreffende regeling. Uit het oogpunt van wetgevingseconomie is het echter niet gewenst om een wijzigingswet in procedure te brengen die enkel de strekking heeft om de aanduidingen van bewindspersonen te actualiseren.

6. Als een onderwerp waarvoor de verantwoordelijkheid voorheen bij een minister was belegd nu aan een staatssecretaris wordt toegedeeld, moet dan in regelingen de aanduiding van de bevoegde bewindspersoon worden aangepast?

Bij aanduiding van de bewindspersoon die bevoegd is om uitvoeringsregelingen of besluiten te nemen wordt altijd de minister aangeduid en nooit de staatssecretaris, zie aanwijzing 3.26, tweede lid. Wanneer een onderwerp binnen een ministerie belegd blijft maar het wordt aan een staatssecretaris in plaats van een minister toegedeeld, dient er dus geen wijziging van de aanduiding plaats te vinden. Als een onderwerp van de minister van (ministerie) A naar de Staatssecretaris van (een ander ministerie) B wordt overgeheveld, wordt de minister van B dus in regelingen aangewezen als de bevoegde bewindspersoon.   

7. Als de voordracht aan de Koning voor een adviesaanvraag en/of vaststelling van een regeling door bwp A is gedaan, maar de actie wordt uitgevoerd na het aantreden van bwp B moet dat dan leiden tot aanpassing van wie heeft voorgedragen? 

Nee, de voordracht is een historische handeling die op een bepaald moment heeft plaatsgevonden onder gezag van de aangeduide bewindspersoon. Dat de verantwoordelijkheid voor het onderwerp van het besluit/de regeling na die handeling op een andere bewindspersoon is overgegaan heeft geen gevolgen voor de geldigheid van die handeling en wordt ook niet aan een andere bwp toegeschreven dan degene die die handeling heeft verricht. Wel kan het zich voordoen dat de het contraseign door de opvolger gezet moet worden. 

8. Als een ontwerp-besluit is aangeleverd met een door bwp A ondertekende toelichting, maar het besluit wordt vastgesteld of bekendgemaakt nadat bwp B is aangetreden, moet dan de ondertekening van de toelichting worden aangepast?

Nee, de vaststelling van de toelichting heeft plaatsgevonden op het moment dat bwp A daartoe bevoegd was en de ondertekening reflecteert dat. 

9. Tot welk moment kan een vertrekkend bewindspersoon tekenen of contrasigneren?

Een bewindspersoon (bwp) is tot het moment waarop de verantwoordelijkheid voor de portefeuille aan de opvolger is overgedragen, volledig bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig zijn om besluiten of regelgeving tot stand te brengen. De demissionaire status brengt daarin geen verandering.

Bepalend is dus of op het moment van de handeling de bwp nog in functie is. Niet van belang is of de bwp nog in functie is op het moment van bekendmaking van de regeling of het besluit. Evenmin is van belang of het onderwerp van het besluit of regeling na de opvolging in de portefeuille van een andere bewindspersoon zal worden ondergebracht. Ook brengt het feit dat een opvolger anders denkt over een onderwerp geen verandering in de geldigheid van de door de voorganger verrichte handelingen. 

10. Hoe lang blijft een verklaring van contraseign geldig?

Een verklaring van contraseign wordt gebruikt om een wet  snel na de ondertekening van de Koning in werking te laten treden, indien de bwp niet in staat zal zijn het origineel feitelijk van een handtekening te voorzien voorafgaand aan de beoogde bekendmaking daarvan. De regeling wordt in zo’n geval geacht direct na vaststelling door de Koning van contraseign te zijn voorzien, en wordt bekendgemaakt met vermelding van het contraseign van de bwp die de verklaring heeft afgegeven. 

Zo’n verklaring heeft echter alleen geldigheid als de bwp die de verklaring heeft afgegeven op het moment van ondertekening door de Koning nog in functie is. Wanneer dat niet het geval is zal voorzien moeten worden in contraseign door de opvolger. 

Als een besluit is vastgesteld door de Koning op een moment dat de bwp nog in functie is wordt het besluit gepubliceerd met vermelding van die bwp als contrasigneerder, ook al is deze op het moment van bekendmaking niet meer in functie. 
 

11. Een met behulp van een verklaring van contraseign bekendgemaakte wet wordt op een later moment nog voorgelegd aan de bwp om alsnog van een natte handtekening voorzien te worden. Wat moet er gebeuren als de betreffende bwp niet meer in functie is?

In het navolgende is aangehaakt bij de gang van zaken zoals we hebben gevolgd bij de inhaalslag om de geheel elektronisch afgedane stukken tijdens de COVID 19-lockdown alsnog ordentelijk af te werken. 

Het plaatsen van de natte handtekening ten vervolge op een verklaring van contraseign is een administratieve afwikkeling om het origineel voor archivering geschikt te maken. De natte handtekening kan worden geplaatst door de bwp die verantwoordelijkheid draagt voor het onderwerp met de aantekening ‘bij afwezigheid’ of ‘b.a’. Daarmee geeft bwp te kennen dat de te contrasignering eerder inderdaad heeft plaatsgevonden door de vermelde bewindspersoon. De aanduiding van de contrasignerende bewindspersoon wordt in dit geval dus niet aangepast aan de feitelijke ondertekenaar.  

Nota bene: de afwikkeling van een nog te tekenen wet wordt dus binnen het ministerie afgedaan waar de wet onder valt. Als een persoon die voorheen als verantwoordelijke bwp optrad deel uitmaakt van het nieuwe kabinet maar bij een ander ministerie is geplaatst, hoeft dat stuk dus niet aan hem/haar voorgelegd te worden.

12. In de toelichting op aanwijzing 4.33 staat dat indien een voordracht mede namens andere bewindspersonen is gedaan, de wet of het koninklijk besluit door alle voordragende bewindspersonen wordt gecontrasigneerd. Wie moeten dan tekenen als de voordragende bwp niet meer in functie is? 

De politieke opvolgers van de voordragende bewindspersonen treden dan in hun plaats. 

13. Wat als een ontwerp-kb door bwp A is voorgelegd aan de Koning maar de politiek opvolger bwp B wil dat voorstel niet door laten gaan? 
  1. Als het voorstel nog niet is getekend door de Koning dient bwp B de Koning mede te delen dat het voorstel wordt ingetrokken. Het ontwerp-besluit wordt dan niet verder in behandeling genomen.
  2. Als het besluit al is getekend door de Koning wordt dat besluit gecontrasigneerd door bwp B. Dat contraseign markeert slechts dat de ondertekening door de Koning onder politieke verantwoordelijkheid van bwp B is geschied, niet dat bwp B het voorstel als zodanig ondersteunt. De bekendmaking van zo’n besluit wordt aangehouden en een voorstel tot intrekking daarvan wordt zo spoedig mogelijk aan de Koning voorgelegd. Indien het intrekkingsbesluit is getekend door de Koning (en gecontrasigneerd door bwp B) kan worden afgezien van publicatie van het besluit. Ook het intrekkingsbesluit hoeft niet gepubliceerd te worden. 
14. Wat als een regeringswetsvoorstel is aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer maar de nieuwe verantwoordelijke bewindspersoon wil dat voorstel niet langer ondersteunen? 

De bwp stelt de Koning voor het voorstel niet te bekrachtigen. De Koning zend dan een bericht aan de beide Kamers dat het voorstel in overweging wordt gehouden. De bwp zend een brief aan beide kamers waarin de beweegredenen uiteen worden gezet waarom het voorstel niet tot wet verheven zal worden. Nota bene: anders dan bij een initiatiefvoorstel hoeft in zo’n geval geen advies gevraagd te worden aan de Afdeling advisering van de Raad van State over het voornemen tot niet-bekrachtigen.

15. Wat als een initiatiefwetsvoorstel is aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer maar de nieuwe verantwoordelijke bewindspersoon dat voorstel niet wil ondersteunen?

Als het voorstel al is aangenomen door beide Kamers kan besloten worden het niet te bekrachtigen. De omstandigheid dat de ambtsvoorganger van de verantwoordelijke bwp eerder geen  verzet heeft kenbaar gemaakt tegen het wetsvoorstel doet hier niet aan af. 
In zo’n geval wordt de procedure van het Draaiboek voor de regelgeving nr. 148 gevolgd, hetgeen onder meer inhoudt dat over het voornemen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt gevraagd. 

16. Welke wijze van ondertekenen kan een nieuwe bewindspersoon gebruiken (voornaam, titels)? 

Het is een persoonlijke keuze op welke wijze uitgaande brieven etc. worden ondertekend. Houdt er echter rekening mee dat bij de opmaak van officiële bekendmakingen en Kamerstukken enkel de naam en initialen worden gebruikt die zijn gehanteerd in het benoemingsbesluit van de betreffende bwp, zonder vermelding van titels. 

17. Enkele terminologische punten
  • Kabinetten volgen elkaar op, de regering gaat gewoon door: je kan dus wel over het vorige kabinet spreken maar niet over de vorige regering.
  • Wanneer een ambtsvoorganger wordt aangehaald bij bijvoorbeeld verwijzing naar tijdens diens ambtsperiode gedane toezeggingen wordt deze aangeduid als de ‘toenmalige’ (dus niet: de voormalige) minister van X. Dus: na de kabinetswisseling kan de persoon Mark Rutte worden aangeduid als de ‘voormalige’ Minister-President, maar bij verwijzing naar zijn woorden of handelingen tijdens zijn regeerperiodes wordt hij aangeduid als de ‘toenmalige’ Minister-President. 

 

Laatst gewijzigd op: 4-6-2025