Bij de implementatie van EU-regelgeving is het van belang dat in overeenstemming met geldend EU-recht (Verdragen, Handvest van de grondrechten, andere EU-regelgeving) wordt geïmplementeerd (zie specifiek over het Handvest hierna in 2.3e). Bij het opstellen en uiteindelijk vaststellen van Europese regelgeving dient de Uniewetgever erop te letten dat er geen conflicten zijn tussen de betreffende regelgeving en ander primair (de Verdragen) en secundair ( de op de Verdragen gebaseerde regelgeving) Unierecht. Zo moet Europese regelgeving ten eerste in overeenstemming zijn met de Verdragen (HvJ EG, 27 september 1979, C-230/78 (Eridania III), Jur. 1979, p. 2749). Ten tweede dient gedelegeerde regelgeving in overeenstemming te zijn met het basisbesluit. Een derde voorbeeld is dat een kaderrichtlijn in overeenstemming dient te zijn met reeds bestaande sectorale richtlijnen als die met de kaderrichtlijn in stand blijven.
Hoewel het hier dus gaat om kwesties waar men tijdens de voorbereidings- en onderhandelingsfase op zou moeten letten, zijn de genoemde verplichtingen ook relevant voor de nationale wetgevingsjurist die Europese regelgeving implementeert. Het kan voorkomen dat een nationale wetgevingsjurist geconfronteerd wordt met reeds totstand gekomen te implementeren Europese regelgeving waarvan het onduidelijk is hoe deze zich verhoudt tot andere reeds bestaande Europese regelgeving of bijvoorbeeld tot primair verdragsrecht. Het is dan aan te bevelen om in een vroeg stadium van het implementatietraject contact op te nemen met de Europese Commissie. De juristen van de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel kunnen hierbij behulpzaam zijn.
Laatst gewijzigd op: 8-2-2018