Het belangrijkste doel van de inbreukprocedure is uiteraard de lidstaat die in gebreke is ertoe te bewegen alsnog het Unierecht na te komen. Daarnaast heeft de inbreukprocedure, net als alle andere procedures voor het Hof van Justitie en Gerecht van Eerste Aanleg, ook als functie dat het Hof en het Gerecht hiermee uitleg kunnen geven aan het Unierecht.
In het geval van niet-naleving van de verplichting bepaalde Europese regelgeving tijdig en juist te implementeren is het middel van de inbreukprocedure de laatste jaren alleen nog maar prominenter geworden. In de al eerder aan de orde gekomen database van het Secretariaat-Generaal van de Europese Commissie dienen de lidstaten van de Europese Unie hun wet- en regelgeving ter implementatie van richtlijnen elektronisch te notificeren. Omdat in deze database vooraf allerlei informatie is ingevoerd, zoals ook de implementatietermijn van een Europees rechtsinstrument, geldt een ‘piepsysteem’. Zodra de implementatietermijn overschreden is door een bepaalde lidstaat, is dit bij de Europese Commissie bekend en wordt min of meer automatisch een inbreukprocedure gestart.
Het verloop van de inbreukprocedure kenmerkt zich door verschillende fases met een oplopende mate van ‘serieusheid’: na een administratieve fase kan een rechterlijke fase volgen voor het Hof van Justitie, die eventueel sancties kan opleggen.
Waar de procedure op neerkomt is dat de Europese Commissie en de lidstaat in kwestie in een zogenoemde administratieve fase in een schriftelijke (en soms ook mondelinge) dialoog hun beider standpunten uiteenzetten. Lukt het partijen niet om op deze wijze nader tot elkaar te komen, dan kan op initiatief van de Europese Commissie een rechterlijke fase voor het Hof van Justitie aanhangig gemaakt worden. Indien het Hof oordeelt dat de lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen kan in een tweede procedure het Hof een boete en een dwangsom aan de lidstaat opleggen. In het geval van te late implementatie kan het Hof al in eerste procedure een boete en een dwangsom aan een lidstaat opleggen (artikel 260, derde lid VWEU). Zie onderdeel 3.6.1f Snellere en strengere procedure bij te late implementatie.
De inbreukprocedure van de artikelen 258 en 260 VWEU is een middel dat de Europese Commissie naar eigen inzicht kan inzetten en dit geldt ook voor de diverse stappen van de procedure.
De stappen die door de Europese Commissie gezet kunnen worden wegens het in gebreke zijn van een lidstaat, berusten op discretionaire bevoegdheden. De artikelen 258 en 260 VWEU spreken overal van ‘indien de Commissie van mening is dat’. Er is dus geen sprake van verplichtingen. Hierdoor is het mogelijk dat de Europese Commissie bijvoorbeeld halverwege de inbreukprocedure (na de administratieve fase) besluit dat een zaak niet voor het Hof van Justitie aanhangig wordt gemaakt, omdat de lidstaat inmiddels zijn implementatieregelgeving heeft getroffen of heeft aangepast, dan wel heeft aangegeven dat te zullen doen.