Nr. 210 (Interdepartementaal overleg en medeondertekening)

In de delegerende wet of amvb kan zijn voorgeschreven dat een ministeriële regeling door verschillende ministers tezamen moet worden vastgesteld. Ook kan de delegerende wet of amvb het voorschrift bevatten dat een ministeriële regeling in overeenstemming of na overleg met één of meer andere ministers moet worden vastgesteld. Uit de portefeuilleverdeling tussen de minister en de staatssecretaris(sen) van een medebetrokken ministerie kan worden afgeleid of in concreto de minister zelf of een staatssecretaris van dat ministerie bij de totstandkoming van een ministeriële regeling moet worden betrokken. Dit laatste geldt uiteraard evenzeer voor de vraag of de eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor een ministeriële regeling de minister of een staatssecretaris is van het in de delegerende wet of amvb genoemde ministerie. In de Handleiding medebetrokkenheid en medeondertekening zijn de toepasselijke Aanwijzingen voor de regelgeving en enige praktijksituaties op een rij gezet.

De ministeries van bedoelde medebetrokken bewindslieden zullen ook al in een vroeg stadium bij de voorbereiding van een ministeriële regeling moeten worden ingeschakeld. Daarnaast rust in het algemeen op het eerstverantwoordelijke ministerie de plicht om vroegtijdig na te gaan welke andere ministeries, gegeven de aard van het te regelen onderwerp, daar in materieel opzicht zodanig bij betrokken moeten worden geacht dat zij ook bij de voorbereiding van de regeling betrokken dienen te worden.

Een ministeriële regeling kan slechts worden ondertekend door de minister aan wie ter zake regelgevende bevoegdheid is gedelegeerd of de staatssecretaris die op het betreffende terrein als verantwoordelijk bewindspersoon fungeert. Indien een regeling is gebaseerd op de regelgevende bevoegdheid van twee of meer ministers, dient een regeling te worden ondertekend door elk van die ministers dan wel de fungerende staatssecretaris(sen). Het laten medeondertekenen van een ministeriële regeling door bewindspersonen van andere ministeries is alleen mogelijk als de regeling is gebaseerd op de regelgevende bevoegdheid van twee of meer bewindspersonen (zie de toelichting op Ar 4.33). Bij wijziging van wetten en amvb’s zorgt het eerstverantwoordelijke ministerie ook voor de aanpassingen in wetten en amvb’s van andere ministeries, tenzij andere afspraken zijn gemaakt (zie nr. 7 en 160). Ministeriële regelingen moeten in principe door het vakdepartement zelf worden aangepast. Het eerstverantwoordelijke ministerie voert daarover tijdig overleg met de desbetreffende vakdepartementen. Zie in dit verband ook Ar 4.33, eerste lid, Ar 7.1, 7.3 tot en met 7.6 en 8.2 e.v. noemen voorts een aantal gevallen waarin met bepaalde ministeries of afdelingen contact moet worden opgenomen. Verwezen wordt naar hetgeen in nr. 10 is opgemerkt ten aanzien van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën.

Laatst gewijzigd op: 14-5-2020