3.1 Het voorbereiden van het kabinetsstandpunt

Trefwoord(en):

Ar 7.25 luidt als volgt: “Ministers dragen er zorg voor dat zij in voorkomende gevallen over initiatiefvoorstellen kunnen spreken namens het kabinet. Daartoe stellen zij deze tijdig in de ministerraad aan de orde.” Een standpuntbepaling kan inhoudelijk en/of procedureel van aard zijn. Ter voorbereiding van het kabinetsstandpunt dienen zo nodig de financiële gevolgen, de gevolgen voor de uitvoering en regeldrukeffecten van het initiatiefvoorstel in beeld te worden gebracht. Dit is vooral van belang wanneer de initiatiefnemer dit niet of onvoldoende heeft gedaan (zie ook paragraaf 2.6). Als ambtelijke bijstand is verleend, zal de initiatiefnemer erop zijn gewezen dat het kabinet indringend aandacht vraagt voor dit soort aspecten.

Een standpuntbepaling in de ministerraad moet plaatsvinden voorafgaand aan zowel de behandeling in de Tweede Kamer als de behandeling in de Eerste Kamer (artikel 4, tweede lid, onderdeel a, onder 4°, van het Reglement van orde voor de ministerraad). Gebruikelijk is dat de eerstverantwoordelijke bewindspersoon namens het kabinet voor het eerst bij de mondelinge behandeling van het initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer het standpunt verwoordt. Praktisch aandachtspunt is dus een conceptkabinetsstandpunt tijdig in de ministerraad te agenderen. Hoofdregel is dat deze via het ambtelijk voorportaal en de onderraad aan de ministerraad wordt voorgelegd. Rechtstreekse agendering in de ministerraad kan zijn aangewezen, als het initiatiefvoorstel onverwacht vroeg wordt geagendeerd voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer. Het in de ministerraad besproken kabinetsstandpunt wordt in beginsel niet openbaar en is te beschouwen als een interne instructie van de ministerraad aan de betrokken bewindspersoon. In uitzonderingsgevallen wordt het kabinetsstandpunt voorafgaand aan de mondelinge behandeling schriftelijk aan de Kamer toegezonden.

Laatst gewijzigd op: 26-11-2018