Gedragsinzichten: Een waardevolle nieuwe factor in pensioenbeleid

Net voor het zomerreces heeft de Tweede Kamer een belangrijk onderzoek ontvangen, het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Pensioenopbouw in Balans. In een verhelderend gesprek onthullen Noortje Boogers (SZW) en Karin Buesink (Sociale Verzekeringsbank, SVB) hoe gedragswetenschap invloed heeft gehad op de beleidsopties in het IBO Pensioenopbouw in Balans. En hoe deze inzichten, in combinatie met input van uitvoeringsorganisaties en toezichthouders, de beleidsvorming kunnen versterken.

De samenleving, de arbeidsmarkt en persoonlijke keuzes beïnvloeden de pensioenopbouw nu en in de toekomst. Deze effecten zijn onderzocht in het IBO Pensioenopbouw in Balans. Noortje Boogers, die bij SZW werkt en plaatsnam in het IBO-secretariaat, vertelt dat het secretariaat ervoor heeft gekozen om een gedragswerkgroep bij het onderzoek te betrekken.

De oprichting van de gedragswerkgroep

Die keuze had twee redenen, vertelt Boogers. "Enerzijds hadden we goede verhalen gehoord van het IBO Sociale Zekerheid. Anderzijds is de keuze die mensen maken bij pensioenen in wezen een gedragsvraagstuk. We zaten met drie economen in het secretariaat, en hoewel je uit een economische invalshoek veel kunt benaderen, krijg je dan toch een eenzijdige blik. Daarom vonden wij het heel relevant om de gedragswetenschappelijke kant mee te nemen in onze analyse en de oplossingsrichtingen."

“Vrij vroeg in het proces hebben we contact gezocht met de gedragsexpert van het IBO Sociale Zekerheid. Kort daarna werd een werkgroep opgericht die elke drie weken bijeenkwam”, vertelt Boogers. Karin Buesink was lid van deze gedragswerkgroep, die verder bestond uit leden van verschillende ministeries, uitvoeringsorganisaties en toezichthouders. “De groepssamenstelling was heel waardevol. In totaal hebben negen gedragswetenschappers intensief bijgedragen aan het traject.”

Buesink geeft aan dat het essentieel was om toezichthouders en uitvoeringsorganisaties te betrekken. “Omdat wij dichter bij de doelgroep staan, hebben we ook meer kennis van de doelgroep en kunnen we aangeven wat in de praktijk wel of niet werkt. Deze samenwerking versterkt de kwaliteit van het beleid en de uitvoering."

Focus op het heden ten koste van de toekomst

Buesink vertelt: "Met deze negen gedragswetenschappers hebben we oplossingsrichtingen voor de probleemstelling van het IBO uit een gedragswetenschappelijk perspectief opgesteld. We hebben ons daarbij gericht op de ‘present bias’, de neiging van mensen om te focussen op het heden ten koste van de toekomst. We presenteerden een aantal oplossingsrichtingen waarbij beleidsmakers rekening konden houden met deze bias. In de tweede fase hebben we beleidsopties beoordeeld op basis van de present bias en gedragswetenschap, met hulp van twee hoogleraren. Tijdens een sessie gaven zij feedback aan beleidsmakers en het secretariaat."

Volgens Boogers leverde de samenwerking met gedragsexperts veel op. "Ik was positief verrast hoe soepel de samenwerking verliep. We hadden elke drie weken overleg en telkens kwamen er waardevolle inzichten naar voren. Het gedragsteam was intrinsiek gemotiveerd en leverde steeds bruikbare input. Ook inhoudelijk waren de discussies zeer waardevol. Het was interessant om te zien hoe de present bias en het gevoel van autonomie zich tot elkaar verhouden. Bijvoorbeeld, als we een pensioenplicht instellen, ervaren mensen minder autonomie. Wat doet dat met hun gedrag en pensioenopbouw? Die invalshoeken waren zeer waardevol."

De doenlijkheid van het nieuwe pensioenbeleid

Karin Buesink onderstreept het belang van gedragsinzichten in de beleidsvorming: "Bijna alle beleidsfiches bevatten nu een gedragsalinea waarin ook aandacht is besteed aan de doenlijkheid van het beleid: is het aannemelijk dat het beoogde gedrag daadwerkelijk door de doelgroep kan worden uitgevoerd, en worden de beleidsdoelen op deze manier bereikt?"

Hoewel de hoofdconclusies van het IBO voornamelijk zijn gebaseerd op uitvoerige data-analyse, hebben gedragsinzichten een belangrijke rol gespeeld, vooral bij aanbevelingen zoals het verbeteren van de informatievoorziening. Vanuit het doenvermogenperspectief zijn hier vraagtekens bij geplaatst, omdat informeren alleen nog geen gedragsverandering garandeert.

Kansen voor de toekomst

In de vroege fase van een IBO begint het proces met een taakopdracht, opgesteld door de hogere lagen binnen de organisatie. Vervolgens wordt een startdocument geschreven, waarin de juiste onderzoeksvragen worden geformuleerd. “Idealiter zou iemand uit het gedragsteam vanaf het begin bij dit proces betrokken moeten zijn,” zegt Boogers. “Dat biedt een waardevol haakje om gedragsinzichten integraal in de oplossingsrichtingen op te nemen. Het integreren van gedragsinzichten in de analyse en het ontwikkelen van oplossingsrichtingen zorgt ervoor dat deze inzichten verankerd zijn in het hele proces. Dit heeft niet alleen veel meerwaarde voor het onderzoeksteam, maar ook voor het secretariaat.”

Karin concludeert: "Het is super waardevol dat gedrag en doenvermogen op deze manier worden meegenomen bij beleidsheroverwegingen. Op deze manier kan gedragswetenschappelijke kennis vroegtijdig worden benut. Het nog eerder betrekken van gedragswetenschappers zal mooie inzichten opleveren in de toekomst. Wist je trouwens dat elk departement zijn eigen gedragswetenschapper heeft?”

Laatst gewijzigd op: 21-5-2025