Wat betreft de procedure die leidt tot (niet) bekrachtiging gelden in aanvulling op hetgeen in hoofdstuk 2 is beschreven, de relevante onderdelen van hoofdstuk 3, in het bijzonder nr. 114 tot en met 122.
De slotformulering van het nader rapport (zie nr. 148) dient vanzelfsprekend te worden aangepast in het geval van een voorstel van rijkswet. Naast de in nr. 149 genoemde nr. 98 e.v. is het bij initiatiefvoorstellen van rijkswet noodzakelijk om ook nr.
123 tot en met 126 te raadplegen, die gaan over de bekendmaking en de inwerkingtreding van rijkswetten. Het kan zijn dat een initiatief rijkswet ook uitvoeringsmaatregelen behoeft in Aruba, Curaçao of Sint Maarten. In dat geval verdient het aanbeveling dat de bewindspersoon die als eerste contrasigneert, daarover zo spoedig mogelijk contact opneemt met de betrokken regering(en). Dit geschiedt als regel door tussenkomst van de Gevolmachtigde Minister. Het ministerie van de eerstverantwoordelijke bewindspersoon draagt bovendien zorg voor het inlichten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directie CZW.
Laatst gewijzigd op: 4-9-2018