Aanwijzing 5.15 Overgang personeel, rechten, bezittingen en verplichtingen

  1. In de instellingswet wordt in voorkomende gevallen bepaald hoe de overgang van personeel, rechten, bezittingen en verplichtingen van de rechtspersoon de Staat der Nederlanden op een andere rechtspersoon waarvan het zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt, wordt geregeld.
  2. Hiervoor worden de volgende modellen gebruikt:

    (Artikel …)
    1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn de personeelsleden van [naam dienstonderdeel], van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en aangesteld als ambtenaar in dienst van [naam rechtspersoon waarvan het zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt].
    2. De overgang van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden vindt plaats met een rechtspositie die als geheel ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij [naam dienstonderdeel].
    3. De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van [naam dienstonderdeel], en van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze Minister vastgestelde lijst, zijn op dat tijdstip van rechtswege ontslagen en aangesteld in dienst van [naam rechtspersoon waarvan het zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt] met een rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij [naam dienstonderdeel].


    (Artikel …)
    1. Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën welke vermogensbestanddelen van de Staat die aan [naam dienstonderdeel] worden toegerekend, worden toebedeeld aan [naam rechtspersoon waarvan het zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt].
    2. De in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen gaan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op [naam dienst] tegen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën te bepalen waarde.
    3. Ingeval krachtens het eerste en het tweede lid registergoederen overgaan, doet Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.

Toelichting

Eerste modelbepaling. Het tweede lid is alleen nodig indien in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de rechtspositieregels die gelden voor ambtenaren in dienst van het Rijk bij de nieuwe werkgever niet van (overeenkomstige) toepassing zijn op het overkomende personeel.

Zie voor overgangsrecht met betrekking tot archiefbescheiden aanwijzing 5.66.