UWV toetst doenlijkheid wetgeving met nieuwe invoeringstoets

Met een nieuwe invoeringstoets evalueerde UWV hoe de regeling voor betaald ouderschapsverlof uitpakt in de praktijk. Strategisch beleidsadviseur Maureen Kuit werkte mee aan de toets en is enthousiast. ‘We zitten in een mooie ontwikkeling naar doenbare wetgeving.’

Afbeelding
Maureen Kuit staat in een kantoor

In 2024 voerde UWV de eerste reguliere invoeringstoets uit – na twee succesvolle pilots. Daarmee beoordeelden ze de Wet betaald ouderschapsverlof, die sinds augustus 2022 van kracht is. ‘Dit relatief nieuwe instrument is bedoeld om na te gaan hoe regelgeving in de praktijk uitpakt voor cliënten – in dit geval ouders en werkgevers – en de uitvoering’, verduidelijkt Maureen Kuit, die als strategisch beleidsadviseur bij UWV meeschreef aan de invoeringstoets. ‘Het is een vervolg op de al langer gebruikte uitvoeringstoets, waarmee je de uitvoerbaarheid van conceptregelgeving toetst voordat het naar de ministerraad gaat. De invoeringstoets volgt een jaar na de invoering van een regeling. Een belangrijk onderdeel van beide toetsen is doenvermogen: de gebruikte vragen helpen je om na te denken of het aannemelijk is dat mensen de (nieuwe) wet niet alleen “kennen” maar ook “kunnen”. Het gaat er dus niet alleen om of de regeling begrijpelijk is, maar ook of het lukt om er gebruik van te maken.’

Gesprekken bevestigen knelpunten uit signaalmanagement

De invoeringstoets was heel leerzaam en leuk om te doen, vertelt Kuit enthousiast. ‘We begonnen met deskresearch: op een rij zetten wat we al wisten vanuit signaalmanagement: cliëntvragen, resultaten van eerdere onderzoeken en ervaringen van collega’s in de uitvoering. Het is waardevol om al die gegevens te bundelen en te merken dat dezelfde knelpunten vanuit verschillende bronnen terugkomen. Grotendeels herkenden we deze knelpunten ook uit structurele gesprekken met medewerkers in de uitvoering en vanuit cliëntvragen. Een uitdaging is nog om ook niet-gebruikers te ondervragen. Zo weten we dat alfahulpen – huishoudelijke hulpen die niet verzekerd zijn voor de Ziektewet – weinig gebruikmaken van de regeling. Maar omdat ze geen cliënt zijn van UWV – ze hebben het betaald ouderschapsverlof immers niet aangevraagd – is het lastig om die groep te bereiken.’

Hoofdknelpunten deels voorspeld in uitvoeringstoets

Drie van de vijf hoofdknelpunten uit de invoeringstoets waren al voorspeld in de uitvoeringstoets, maar zijn destijds om goede redenen niet aangepast. Ten eerste het gebrek aan overzicht. Kuit: ‘Werkgevers vragen de regeling aan voor werknemers, maar zij hebben ook te maken met  andere verlofregelingen. Daardoor verwarren ze de bijbehorende regels nog wel eens.’ Ten tweede de hoogte van de uitkering. ‘De uitkering is 70% van het dagloon. Dat betekent toch inkomensverlies en niet iedereen kan dat dragen. Om diezelfde reden kunnen mensen bijvoorbeeld ook niet altijd het aanvullend geboorteverlof opnemen.’ Ten derde het aanvraagproces. ‘Werkgevers kunnen de uitkering pas aanvragen nadat een deel van het verlof is opgenomen. Dat zorgt voor veel onzekerheid over de hoogte van de uitkering. Daarnaast is het mogelijk om betaalverzoeken te doen. Het is niet altijd duidelijk hoe dit werkt, omdat dit bij andere regelingen niet voorkomt. Soms wordt in plaats van een betaalverzoek een nieuwe aanvraag gedaan.’

Extra knelpunten uit de praktijk

Naast die bevestiging van de conclusies uit de uitvoeringstoets bracht de invoeringstoets ook twee nieuwe hoofdknelpunten aan het licht. De eerste is onduidelijkheid bij wisseling van werkgever. Kuit: ‘Het komt best vaak voor dat ouders gedurende de verlofperiode een andere baan krijgen. Dan mag je het verlof meenemen naar de nieuwe werkgever, waarbij de uitkering gekoppeld blijft aan de oude werkgever en het oude loon. Daardoor kan de uitkering lager (of hoger) uitvallen dan wanneer je uit zou gaan van het nieuwe salaris. Nieuwe werkgevers weten nu niet hoeveel verlof de werknemer al opgenomen heeft en kunnen de hoogte van de uitkering moeilijk inschatten.’

Het tweede is dat werknemers vinden dat werkgevers hen beter zouden moeten informeren over de verlofmogelijkheden. Stimulering of ontmoediging door de werkgever heeft invloed op de keuze van een werknemer om het verlof wel of niet op te nemen. Aan de andere kant vinden werkgevers het lastig dat zij een werknemer voor langere tijd moeten missen en ervaren zij extra administratieve last door onder meer het registreren van flexibele verlofuren en de loonadministratie. Daar staat tegenover dat je er gezonde en tevreden medewerkers met een goede werk-privébalans voor terugkrijgt. Op de langere termijn kan het dus juist heel positief zijn voor werkgevers als werknemers verlof opnemen.’

Samen verlofstelsel vereenvoudigen

Meerdere knelpunten komen ook terug bij andere verlofregelingen. Vanuit dat bredere perspectief werkt UWV nu samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan vereenvoudiging van het hele verlofstelsel. Daarmee sluiten ze aan op het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) om verlofregelingen te uniformeren. Ook Kuit werkt mee aan deze vereenvoudiging. ‘Het helpt dat ik onder meer vanuit de invoeringstoets een goed beeld heb wat er speelt bij cliënten en collega’s in de uitvoering. Alle punten daaruit nemen we mee in de plannen. Ik heb veel contact met de SZW-collega’s. Zij luisteren goed naar onze ervaringen en nemen die ook mee in de nieuwe voorstellen. Het is een heel goede samenwerking.’

Mooie ontwikkeling naar doenbare wetgeving

Kuit is blij met de rol van doenvermogen in de nieuwe toetsen. ‘We hebben al snel de neiging om oplossingen te zoeken in communicatie: regelingen beter uitleggen. Maar weten is nog geen doen; daar is meer voor nodig. Deze instrumenten helpen om te bepalen wat nodig is voor doenbare wet- en regelgeving. Zowel de doenvermogentoets als de invoeringstoets zijn nog vol in ontwikkeling. Bij de voorbereidingen op het betaald ouderschapsverlof was de doenvermogentoets onderdeel van de uitvoeringstoets. Inmiddels toetsen we ook al eerder tijdens de beleidsvoorbereiding, zodat we meer ruimte hebben om de wetsteksten nog aan te passen. Als je dat na de invoeringstoets nog wilt doen, is dat lastiger omdat hiervoor vaak wetswijzigingen nodig zijn. Dat is al snel een traject van meerdere jaren en dat doe je niet zomaar. We zitten volop in een mooie ontwikkeling naar doenbare en toegankelijke wetgeving.’

Laatst gewijzigd op: 14-7-2025