Aanwijzing 8.14 Behandeling verdrag in (rijks)ministerraad

  1. Met betrekking tot verdragen worden in de (rijks)ministerraad gelijktijdig aan de orde gesteld de ondertekening of totstandbrenging op andere wijze en de eventuele voorlopige toepassing, alsook de parlementaire goedkeuringsstukken.
  2. Het eerste lid geldt niet indien het noodzakelijk wordt geacht dat eerst alleen de ondertekening of totstandbrenging op andere wijze en de eventuele voorlopige toepassing van het verdrag aan de orde worden gesteld.
  3. Bij de beraadslaging over de ondertekening of totstandbrenging op andere wijze van een verdrag of de goedkeuring ervan spreekt de (rijks)ministerraad zich erover uit of het verdrag Aruba, Curaçao en Sint Maarten al dan niet raakt in de zin van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.

Toelichting

Het kan ook voorkomen dat een verdrag niet wordt ondertekend, zoals bijvoorbeeld met IAO-verdragen het geval is (zie voor wat IAO-verdragen betreft ook de toelichting bij aanwijzing 8.17). Voorts kan het voorkomen dat een verdrag niet meer kan worden ondertekend en toetreding langs andere weg dient plaats te vinden.

Het kan voorkomen dat alleen ondertekening of totstandbrenging op andere wijze van een verdrag aan de (rijks)ministerraad wordt voorgelegd, omdat parlementaire goedkeuring niet vereist is. Het kan ook voorkomen dat een verdrag alleen voor goedkeuring wordt voorgelegd, zoals bij het hierboven genoemde voorbeeld. Voor het derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij aanwijzing 8.2.

Indien noodzakelijk kan na het besluit van de (rijks)ministerraad door de Minister van Buitenlandse Zaken een volmacht tot ondertekening van een verdrag worden verleend aan diegene die het verdrag zal ondertekenen.