Aanwijzing 8.2 Betrokkenheid Aruba, Curaçao en Sint Maarten

  1. De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij de totstandbrenging van verdragen die voor de landen mede kunnen gelden of deze landen anderszins kunnen raken en bij de ter zake te volgen procedures.
  2. De afdeling Verdragen van de Directie Juridische Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt de contacten hierover met de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Toelichting

Eerste lid. Volgens artikel 3 van het Statuut voor het Koninkrijk zijn de buitenlandse betrekkingen koninkrijksaangelegenheid. Artikel 27, eerste lid, van het Statuut bepaalt dat Aruba, Curaçao en Sint Maarten moeten worden betrokken bij verdragen die hen ingevolge artikel 11, derde lid, raken. In de praktijk worden de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten met betrekking tot alle verdragen waarvan de aard zodanig is dat medegelding mogelijk is, benaderd met de vraag of het verdrag mede moet gelden voor deze landen. Ook in het geval het verdrag in kwestie die landen anderszins raakt in de zin van artikel 2, derde lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, worden de landen betrokken. In geval van ‘anderszins raken’ wordt voor de parlementaire goedkeuring de rijksprocedure in brede zin toegepast. Deze procedure houdt in dat het verdrag wordt geagendeerd voor de rijksministerraad, dat de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk om advies wordt gevraagd en dat het verdrag aan de Staten van de Caribische landen wordt overgelegd. Dit overleggen heeft een informerend karakter. Bij een uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure leidt de rijksprocedure in brede zin tot een gewone wet (en dus niet een rijkswet). Het Ministerie van Buitenlandse Zaken maakt in overleg met vakdepartementen een inschatting of een verdrag voor Aruba, Curaçao of Sint Maarten kan gelden of Aruba, Curaçao of Sint Maarten anderszins raakt. Die inschatting wordt gemaakt op grond van factoren zoals het insulaire karakter van de Caribische landen, de geografische ligging, klimatologische omstandigheden, kleinschaligheid, draagkracht, culturele verschillen, economische en sociale omstandigheden. Ingevolge het zesde lid van artikel 11 van het Statuut bepalen de landen uiteindelijk zelf of een verdrag hen raakt. De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden alleen niet benaderd met betrekking tot verdragen waarvan zonder meer vaststaat dat zij alleen voor Nederland van belang zijn. Het is niet nodig dat een verdrag voor alle vier de landen van het Koninkrijk geldt. Gelding van het verdrag voor enkele van die landen van het Koninkrijk is ook mogelijk. Wanneer ook de interne verhouding tussen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland in het geding is, wordt de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de zaak betrokken.