Aanwijzing 7.24 Departementale inbreng bij initiatiefvoorstel

  1. Bewindspersonen geven zowel bij de schriftelijke als bij de mondelinge behandeling van een initiatiefvoorstel alle inlichtingen en adviezen die van hen worden gevraagd en waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat. Bij de mondelinge behandeling zijn de bewindspersonen steeds aanwezig.
  2. Bewindspersonen maken ook eigener beweging, zowel in de schriftelijke als in de mondelinge fase, alle opmerkingen die zij dienstig achten om te komen tot een goed wetgevingsproduct.
  3. Ook tijdens de parlementaire behandeling van een initiatiefvoorstel wordt desgewenst aan de initiatiefnemers zoveel mogelijk en zo snel mogelijk ambtelijke bijstand van juridische en wetgevingstechnische aard verleend.

Toelichting

Tweede lid. De bewindspersoon maakt in ieder geval eigener beweging opmerkingen, indien de bewindspersoon meent dat het initiatiefvoorstel op een of meer punten onverenigbaar is met materiële of procedurele verplichtingen die voortvloeien uit hoger recht. De bewindspersoon zet in het kader van diens inbreng uiteen dat en in welke zin het voorstel onverenigbaar is met hoger recht, en wat dit volgens de bewindspersoon betekent voor het initiatiefvoorstel.

Dit betekent bijvoorbeeld dat indien nog niet de ingevolge richtlijn (EU) 2018/958 verplichte evenredigheidsbeoordeling door het betrokken lid van de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden ten aanzien van een initiatiefvoorstel dat een beperking van de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep omvat, de bewindspersoon deze onverenigbaarheid met die richtlijn vermeldt in diens inbreng. Zie ook aanwijzing 2.15.