Aanwijzing 4.14 Inwerkingtredingsbepaling

  1. Een regeling voorziet in haar inwerkingtreding.
  2. Bij de vaststelling van het moment van inwerkingtreding wordt geen onderscheid gemaakt tussen categorieën van gevallen waarop de regeling toepasselijk wordt.

Toelichting

Eerste lid. Een regeling dient altijd een inwerkingtredingsbepaling te bevatten. Artikel 10, eerste lid, van de Bekendmakingswet is slechts bedoeld als vangnet voor het geval een bepaling omtrent de inwerkingtreding achterwege is gelaten in algemeen verbindende voorschriften afkomstig van de centrale overheid: de regeling treedt in dat geval in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van bekendmaking. Zie voor de formulering van inwerkingtredingsbepalingen de aanwijzingen 4.21 en 4.22.

Rijkswetgeving. Artikel 10, eerste lid, van de Bekendmakingswet kan zijn vangnetfunctie niet vervullen voor rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur: krachtens artikel 22, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk moeten de laatstgenoemde regelingen steeds zelf hun inwerkingtreding regelen.

Tweede lid. De strekking van dit lid is dat aan een regelingsonderdeel of een wijziging daarvan niet meer dan één inwerkingtredingsmoment wordt toegekend. Wanneer verschillende inwerkingtredingsmomenten voor verschillende categorieën van gevallen worden vastgesteld geeft dit complicaties, bijvoorbeeld bij de vraag of de regeling als in werking getreden getoond moet worden op www.wetten.nl. Dit geldt a fortiori voor situaties waarin bepaald wordt dat een wijziging van een regeling op verschillende momenten in werking treedt voor verschillende groepen van gevallen. Daardoor ontstaat namelijk de situatie dat gedurende een bepaalde periode gelijktijdig twee versies van de regeling juridische gelding hebben. Zeker wanneer gedurende de overgangsfase nog wijzigingen van de oude of nieuwe versie van de regeling noodzakelijk zijn, leidt dit tot complicaties. Voor zulke gevallen is het wenselijker om verschillende toepassingsmomenten aan te wijzen met ingang waarvan de in werking getreden regeling gaat gelden voor de te onderscheiden categorieën. Bij wijzigingen van regeling kan worden gedacht aan overgangsrechtelijke bepalingen waarmee eerbiedigende of uitgestelde werking aan de nieuwe regeling wordt verleend (zie aanwijzing 5.64). Bij geheel nieuwe regelingen valt te denken aan het aanwijzen van toepassingsmomenten, zie aanwijzing 5.74a.

Deze aanwijzing staat er niet aan in de weg dat per onderdeel van een regeling verschillende inwerkingtredingsmomenten worden vastgesteld.