Aanwijzing 2.38 Voorhang tijdens recesperiode

  1. Voor een mededeling of overlegging aan beide Kamers van de Staten-Generaal als bedoeld in de aanwijzingen 2.36 en 2.37 wordt een zodanig tijdstip gekozen dat ten minste drievierde deel van de in die aanwijzingen bedoelde termijn buiten een reces van de Kamers valt.
  2. Indien het eerste lid niet in acht genomen kan worden, wordt dit bij de mededeling of overlegging uitdrukkelijk en gemotiveerd vermeld.
  3. Indien bij een mededeling of overlegging als bedoeld in aanwijzing 2.36 het eerste lid niet in acht kan worden genomen, wordt zo mogelijk een na het reces liggende datum genoemd vóór welke de Kamers hun zienswijze kenbaar kunnen maken.
  4. Indien een verlenging als bedoeld in het derde lid naar het oordeel van de betrokken minister niet mogelijk is, wordt dat uitdrukkelijk en gemotiveerd vermeld.

Toelichting

Eerste lid. Teneinde zeker te stellen dat de Staten-Generaal hun rechten bij gecontroleerde of voorwaardelijke delegatie ook daadwerkelijk kunnen uitoefenen, is het gewenst dat rekening wordt gehouden met de recesperioden van de Staten-Generaal.

Tweede lid. In zeer spoedeisende gevallen is het denkbaar dat toch meer dan een kwart van de termijn binnen een reces valt. De betrokken minister meldt dan in de begeleidende brief aan de Kamers waarom van de drievierde-regel is afgeweken.

Derde en vierde lid. Bij gecontroleerde delegatie (aanwijzing 2.36) laten de modelbepalingen toe dat de reactietermijn voor de Kamers wordt verlengd. Indien de betrokken minister echter problemen heeft met een verlenging, bijvoorbeeld omdat een internationaal orgaan vóór die termijn tot besluitvorming zal komen, dan moet ook dat probleem expliciet in de begeleidende brief worden vermeld.