De sector Juridische Zaken en Wetgevingsbeleid (JZW) van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid toetst wetgeving op rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit (Ar 7.4 (Wetgevingstoets). Hierbij worden de kwaliteitseisen voor wetgeving zoals uitgewerkt in de Aanwijzingen voor de regelgeving en alle in het Beleidskompas opgenomen eisen betrokken. Op grond van de Aanwijzingen toetst JenV voorstellen voor wetten en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur (conceptregelingen), nadere rapporten met het ontwerpvoorstel bij een zwaar dictum (dictum c of d) van de Afdeling advisering van de Raad van State en nota´s van wijziging met inhoudelijke betekenis van alle departementen voorafgaand aan besluitvorming door de ministerraad. In de (kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend Onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvang heeft het kabinet aangekondigd de rijksbrede wetgevingstoetsing door het Ministerie van Justitie en Veiligheid te versterken. Op 25 juni 2021 heeft de Minister voor Rechtsbescherming dit uitgewerkt in een (Kamerbrief (junibrief) over de versterking van de kwaliteit van beleid en wetgeving. Ter versterking van de wetgevingstoetsing door de sector JZW van JenV heeft de Minister voor Rechtsbescherming een nieuw Toetsingskader rijksbrede wetgevingstoetsing vastgesteld met als uitgangspunt een selectieve, proactieve en empathische wijze van toetsing. Dit betekent dat JenV met inachtneming van de politiek-bestuurlijke context en de eigen verantwoordelijkheid van departementen actiever, maar ook selectiever meedenkt om samen met de departementen de kwaliteit van wetgeving te verhogen.
JenV toetst – gelet op de primaire verantwoordelijkheid van de departementen voor de kwaliteit van wet- en regelgeving – selectief door zich vooral te richten op conceptregelingen die complex zijn of mogelijk grote maatschappelijke impact hebben én waarbij daarnaast sprake is van één of meer toetsprioriteiten. Over de selectie en de invulling van de toetsing van geselecteerde dossiers vindt regelmatig overleg plaats met de departementen. Het selectieproces wordt nader beschreven in par. 3.1 van het toetsingskader.
De dossiers die niet zijn geselecteerd voor de wetgevingstoets, worden niet door JenV getoetst.
Hieronder worden enkele elementen van het toetsingskader uitgelicht. Zie voor meer informatie het Toetsingskader rijksbrede wetgevingstoetsing zelf.
Geselecteerde dossiers:
In beginsel wordt bij geselecteerde toetsdossiers op de volgende momenten een concept aangeboden in Kiwi. Zie Aanwijzing 7.4, vierde lid Ar: “Het voorleggen geschiedt dusdanig tijdig, dat er voldoende ruimte is voor reëel overleg over alternatieve mogelijkheden, indien de Directie Wetgeving en Juridische Zaken dat noodzakelijk acht.” en par. 4.1 toetsingskader):
- Een conceptvoorstel voorafgaand aan internetconsultatie, zodat opmerkingen – waar nodig – al kunnen worden verwerkt in de consultatieversie (toetsing op hoofdlijnen);
- Een conceptvoorstel voorafgaand aan aanbieding aan het ambtelijke voorportaal (integrale toetsing). Het betreft het voorstel na internetconsultatie;
- Een nader rapport en een conceptregeling na RvS-advies (negatief dictum).
Indien er nog geen conceptvoorstel is, maakt het departement een aanvraag voor een ketenhandeling aan in Kiwi zonder voorstel bij te voegen (wel kunnen evt. andere relevante documenten zoals een startnotitie worden bijgevoegd).
In de praktijk worden ter invulling van Ar 7.4, vierde lid, de volgende termijnen aangehouden:
- Een conceptvoorstel wordt i.o.m. het departement en bij voorkeur ongeveer twee weken voor aanbieding internetconsultatie in Kiwi gezet;
- Een conceptvoorstel wordt uiterlijk drie weken voor aanbieding aan een voorportaal of de MR in Kiwi gezet;
- Een nader rapport met een gewijzigd conceptvoorstel wordt uiterlijk drie weken voor aanbieding aan de MR (en soms voorportaal) in Kiwi gezet, behoudens andere afspraken met departementen waarbij departementen tijdig aan JZW laten weten of er aanleiding is af te wijken van deze termijn.
- Uitgangspunt is dat het departement (behandelend wetgevingsjurist van het dossier en evt. de betrokken beleidsmedewerker) en JZW (de toetser(s) van het dossier) na de selectie van een dossier in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek gaan over de betrokkenheid van JenV bij een geselecteerd dossier, het zgn. dossiergesprek (zie par. 4.1 toetsingskader).
- In de wetgevingstoets (WKB-toets) heeft JZW extra aandacht voor de toetsprioriteiten (zie par. 3.2 toetsingskader): menselijke maat, doenvermogen en uitvoerbaarheid. Bij de tweejaarlijks uit te brengen Staat van de wetgevingskwaliteit wordt door JenV bezien of de huidige toetsprioriteiten bijstelling behoeven.
- Als overeenstemming is bereikt over de WKB-toets, kan het departement op het aanbiedingsformulier voor de ambtelijke voorportalen en de onder- of ministerraad aangeven dat de WKB-toets akkoord is.
- Bij verschil van inzicht wordt zo veel mogelijk geprobeerd om geschilpunten op te lossen door middel van ambtelijk of politiek overleg voorafgaand aan agendering in het voorportaal, onder- of ministerraad. Als bij de toetsing van geselecteerde dossiers uiteindelijk geen overeenstemming is bereikt, worden door het departement de discussiepunten uit de WKB-toets beknopt vermeld op het aanbiedingsformulier voor de ambtelijke voorportalen en de onderraad/ministerraad (zie par. 4.2 toetsingskader). Het departement stemt de formulering van deze discussiepunten af met JenV.
Niet-geselecteerde dossiers:
- Niet geselecteerde voorstellen worden uiterlijk tegelijk met de aanbieding aan het ambtelijk voorportaal in Kiwi aangeboden.
- In het geval dat de Afdeling advisering van de Raad van State over een niet getoetst dossier een negatief advies uitbrengt (dictum c of dictum d), worden het nader rapport en de conceptregeling en de toelichting ter toetsing aangeboden via Kiwi om alsnog te worden getoetst (zie par. 4.3 toetsingskader).
- Op het aanbiedingsformulier voor het voorportaal, de onderraad of de ministerraad kan bij het onderdeel ‘Overeenstemming met JenV inzake wetgevingstoets en effectanalyse’ ja worden aangekruist indien het een niet-geselecteerd dossier betreft.
Ingevolge Ar 7.4, 7.5 en 7.6 vindt een meer intensieve toetsing van ontwerpregelingen plaats op:
- grondrechten (constitutionele toetsing); internationaal en Europees recht;
- effecten voor het particuliere bedrijfsleven (inclusief regeldruk), de sociaal economische ontwikkeling en de marktwerking;
- gevolgen voor het milieu;
- gevolgen voor decentrale overheden.
Uit de toelichting bij de desbetreffende regeling moet blijken dat aan deze onderwerpen aandacht is besteed. Dit is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het ministerie dat de regeling opstelt. De wijze waarop deze onderwerpen zijn verantwoord in de toelichting bij de regeling wordt getoetst door het ministerie dat of de instantie die verantwoordelijk is voor het onderwerp (bijv. ATR voor de regeldruktoetsing en BZK voor de toetsing van de gevolgen voor decentrale overheden of de constitutionele toetsing). De volledige teksten van de geldende verplichte kwaliteitseisen voor wetgeving zijn te vinden in het Beleidskompas.
Laatst gewijzigd op: 3-6-2024